Hoe vaak lees of hoor je er niet over: loverboys en hun slachtoffers. Hoe vaak het voorkomt weet ik werkelijk niet, maar ieder meisje dat een slachtoffer wordt is er één teveel wat mij betreft. Onderaan een deel van een artikel uit de Volkskrant. Dit omdat het een eenvoudig, maar wel aangrijpend verhaal is van een meisje die in de handen is geweest van een zogeheten loverboy. Een term die raar blijft klinken overigens, aangezien het niets met liefde te maken heeft.
Zo’n periode betekent dwang, geweld, verkrachting, geestelijke en lichamelijke mishandeling en vernedering. Dit vaak overgoten met grote angst en drank- drugsgebruik, om het betreffende meisje makkelijker hanteerbaar te houden. De verhalen die je vaak hoort over dure cadeautjes zullen vast in enkele gevallen kloppen, maar meestal niet. Vaak betreft het intimidatie, angst en pure afgedwongen aanhankelijkheid. Een extreme vorm van mensenhandel en slavernij!
Maria en Lucie Mosterd (Guus Dubbelman / de Volkskrant)
Het artikel hieronder gaat over Maria Mosterd en haar moeder Lucy. Maria was zo’n meisje en zij is bekend geworden door haar boek ‘Echte mannen eten geen kaas’. Ik heb het boek gelezen en ik werd er kil van. En dan te bedenken dat er lang niet alles in staat: het is slechts het beruchte topje van de ijsberg. Maria was 12 jaar toen het allemaal begon; ze was net van haar Zwolse basisschool overgestapt naar het middelbaar onderwijs. Er zitten dus zulke meisjes potentieel in iedere groep 8! Ik kan en wil er niet over nadenken, maar het moet wel. Want we willen toch allemaal dat onze meiden veilig zijn! Recent schreef ik nog over seksuele voorlichting op basisscholen. Misschien moet we dat anders vormgeven. Wellicht dat Pretty Woman uit Utrecht hier een bijdrage aan kan leveren.
Delen uit het artikel Vier jaar in de macht van een loverboy uit de Volkskrant:
Maria Mosterd is 12 jaar als ze vlak bij haar middelbare school Manou tegenkomt, een dikke jongen met een ‘neger-accent’, in een babyblauw pak en met een blinkende ketting om zijn nek. Ze vindt hem stoer en vraagt zich af hoe het zou zijn als hij haar vriendje zou worden. Manou blijkt een loverboy, en Maria raakt vier jaar lang in zijn macht.
Maria: ‘Het heeft niks met liefde te maken. Mensen denken meteen aan mooie jongens met dure auto’s die sieraden cadeau doen, op wie je eerst verliefd wordt, voordat je iets vervelends voor hem moet doen. Maar tegenwoordig is dat niet meer zo, dat kost die jongens alleen maar tijd en geld. Ik was niet verliefd op Manou; ik was bang voor hem. Er zou moeten staan: mensenhandelaar, of pooier.
Maria: ‘Ik wist al meteen dat hij niet klopte, maar hij was groot en iedereen had respect voor hem. Het was stoer om bij zulke jongens te zijn.’Lucie: ‘Maar had jij helemaal niet door hoe gevaarlijk hij was?Maria: ‘Neuh. (lacht) Ik ben altijd vrij gemakkelijk in de dingen geweest. En toen ik het eenmaal door kreeg, was het een beetje te laat.’
Maria: ‘Omdat ik bang was. Hij dreigde. En zijn stemming wisselde de hele tijd. Dan was hij eerst heel vrolijk dan opeens was hij boos. Of hij ging huilen en daarna weer hard lachen. Ik wist nooit wat ik aan hem had.
Dat hoort er ook bij: een meisje dom houden door haar geen opleiding te laten volgen. Het enige waar ze goed in was, dacht ze, was met mannen naar bed gaan. Ze had geen toekomstperspectief. Manou was haar toekomst.’Maria: ‘Ik mocht doen wat hij deed, later.’
Maria: ‘Ik blowde. Heel veel. Soms tien joints per dag. Ik had het ook wel nodig, anders kwam ik de dag niet door.
Maria: ‘Mijn eigen kleding was een beetje te kinderachtig. Als je met mannen naar bed moet, krijg je strakke kleren aan. En als je de straat op moet, heb je gewone kleren aan. Een jas en een trui. En mijn eigen kleren zaten in een tas in de auto.
Maria: ‘Ik weet alleen nog dat ik terug wilde naar Manou. Verder interesseerde het me vrij weinig.’Lucie: ‘Ik werd van jou niks wijzer. Je praatte Manou altijd schoon. Toen ging je naar vrienden in Almere, weg van hem. Maar je had nog voortdurend contact met Manou, want je had je telefoon gehouden.’Maria: ‘Ik wilde terug.’
Maria: ‘Als hij niet zei wat ik moest doen, deed ik niks. Hij dacht voor mij. Hij deed alles voor mij. Als ik niet wist wat ik moest zeggen, hield ik mijn mond dicht.
Maria: ‘Ik heb zoveel hulpverleners gezien. Uiteindelijk ging ik elke week. Naar het RIAGG, Bureau Jeugdzorg, Slachtofferhulp en weet ik allemaal waar.
Maria: ‘Maar ik praatte natuurlijk ook niet. Dan had ik een intakegesprek en binnen vijf minuten was ik depressief bij de één, bij de ander was ik suïcidaal, of had ik posttraumatische stress. Ik was een keer autistisch. Ik had zelfs ADHD.
Maria: ‘Dan dacht ik: oké, depressief, als jij dat wilt. En dan ging ik me zo gedragen en dan was ik weer klaar na een paar weken.’
Maria: ‘Ik was laatst nog bij de politie om informatie te vragen. Maar ze zeggen dat de kans groot is dat hij niet wordt vervolgd, omdat er niet genoeg bewijs is. En dan zou ik dus vier jaar ellende moeten ophalen voor niks.’
‘Ik had geen zin meer om bang voor hem te zijn. Ik heb nu andere dingen aan mijn hoofd. Mijn tweede boek komt eraan. Ik wil een stichting beginnen en een maandelijks blad maken. En dagen organiseren voor meiden zoals ik, die in de gevangenis zitten of in een instelling. Dat ze leuke dingen doen en zien dat er iets anders is dan alleen die jongen.’
Geschreven op: zaterdag 21 maart 2009