Onderwijszaken

Archive for januari, 2011|Monthly archive page

Flexibeler onderwijs dankzij ministerie?

In onderwijs on 30 januari 2011 at 3:10 PM

Eerder schreef ik dat per 1 augustus de schooltijden van het basisonderwijs flexibel worden. Het Ministerie van Onderwijs wil hiermee bereiken dat de scholen weer wat autonomer worden en flexibeler kunnen inspelen op lokale of schoolgebonden ontwikkelingen.


Of dit ook realiteit wordt, moet ik eerst zien, voor ik het geloof. Want in de drie gewijzigde wetten (de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992) staat een cruciale bepaling, namelijk dat de schooltijden niet kunnen worden gewijzigd zonder de ouders hierbij te betrekken. Deze uitspraak is een goede uitspraak wat mij betreft; terecht dat een school de ouders, als vertegenwoordigers van de kinderen, moet betrekken bij het wijzigen van schooltijden. Echter… Deze uitspraak wordt gevolgd door de volgende bepaling: de oudergeleding in de medezeggenschapsraad heeft instemmingsrecht bij het vaststellen of wijzigen van de schooltijden.

Mijn mening hierover heb ik eigenlijk al verwoord in een eerder artikel, te weten: Ouders zijn slechts te gast op een basisschool. Hetgeen ik in dat artikel schets gaat ook nu weer gebeuren op de meeste scholen vrees ik: een klein groepje ouders dat de medezeggenschapsraad vaak al sinds jaar en dag ine greep heeft, kan besluiten of de school de tijden kan wijzigen of niet. En de ervaring heeft geleerd dat deze ouders het meestal niet doen op basis van de vragen of het voorstel past bij de school, de omstandigheden en of het onderwijs er voor alle c.q. de meeste kinderen op vooruit zal gaan. Nee, zij kijken naar hun eigen situatie en nemen op basis daarvan een besluit.

Kortom: ik verwacht weinig verandering ten goede in het basisonderwijs op basis van de wetswijzigingen die zijn doorgevoerd door het ministerie van onderwijs. Maar zeker weten doen we het natuurlijk pas over ruim een jaar, namelijk als schooljaar 2006-2007 ten einde is. Ik ga duimen voor een goede afloop!

Foto: basisschool De Windroos, Valkenswaard

Geschreven op: maandag 5 juni 2006

 

Per 1 augustus worden schooltijden basisonderwijs flexibel

In onderwijs on 30 januari 2011 at 3:04 PM

Het Ministerie van Onderwijs riep ten tijde van minister Ritzen (PvdA) al dat meer op schoolniveau geregeld zou kunnen worden. Maar (toen nog) Zoetermeer stuurde eerder meer dan minder regels het onderwijsveld in. Pas onder Hermans (VVD) werd er een voorzichtige aanzet gegeven in de decentralisatie en onder het zwakke ministerschap van Van der Hoeven (CDA) krijgen de scholen pas echt enige autonomie terug.

Helaas gaat dat beetje autonomie meteen gepaard met pakken papier en nieuwe regelgeving die in de praktijk net zo verstikkend kan werken als voorheen Zoetermeer/Den Haag deed. Een concrete maatregel is de flexibilisering van de schooltijden die per 1 augustus 2006 gaat gelden voor scholen voor basisonderwijs, speciale scholen voor basisonderwijs en scholen en instellingen voor speciaal (voortgezet) onderwijs.

Op dit moment mogen in het basisonderwijs leerlingen niet meer dan 5,5 uur per dag naar school. Scholen mogen overigens wel van dit maximum afwijken voor activiteiten die erop gericht zijn onderwijsachterstanden te voorkomen en te bestrijden. Daarnaast geldt voor leerlingen uit de groepen één tot en met vier dat zij minimaal 3520 uur onderwijs krijgen in die eerste vier jaar. Voor leerlingen uit de groepen vijf tot en met acht is dat minimaal 4000 uur in de laatste vier jaar op de basisschool. In totaal moeten leerlingen in de basisschool dus minimaal 7520 uren les krijgen. Scholen mogen binnen deze wettelijke kaders zelf bepalen hoe het lesrooster eruit ziet. Dat kan dus van school tot school verschillen. Sinds 1 augustus 1998 moeten scholen in de schoolgids aangeven hoe verplichte onderwijstijd wordt benut. De Inspectie is belast met het toezicht hierop.

Per 1 augustus aanstaande komen er wijzigingen die betrekking hebben op het aantal uren per jaar, het aantal dagen per week en de noodzaak om ouders te betrekken bij het vaststellen van de schooltijden. Het wettelijke voorschrift dat scholen niet langer dan 5,5 uur per dag les mogen geven vervalt. Scholen moeten wel zorgen voor een evenwichtige verdeling van activiteiten over de dag. De onderwijstijd over acht schooljaren blijft minimaal 7520 uur en scholen mogen daarbij het verschil in het aantal uren tussen de onderbouw en de bovenbouw laten vervallen.
De school kan alle groepen hetzelfde aantal uren per jaar lesgeven. Alle leerlingen krijgen dan minimaal 940 uur per jaar onderwijs (het zogenoemde ‘Hoorns model’). Een school kan er ook voor kiezen om het aantal uren in de onder- en in de bovenbouw van elkaar te laten verschillen. Als een school kiest voor een verschillend aantal uren in de onder- en de bovenbouw geldt dat leerlingen in de eerste vier jaren ten minste 3520 uur les krijgen (gemiddeld 880 uur per schooljaar) en in de laatste vier schooljaren ten minste 3760 uur (gemiddeld 940 uur per schooljaar). De resterende 240 uur kan door scholen worden ondergebracht bij ofwel de leerjaren 1 t/m 4, ofwel de leerjaren 5 t/m 8, ofwel gedeeltelijk de leerjaren 1 t/m 4 en gedeeltelijk de leerjaren 5 t/m 8.

Leerlingen krijgen dus over de hele basisschoolperiode evenveel uren les als nu het geval is. De invoering van een andere verdeling van de schooltijden kan alleen stapsgewijs plaatsvinden. Dit is nodig om te garanderen dat leerlingen in acht schooljaren de vereiste 7520 uren onderwijs krijgen. Voor de groepen 3 tot en met 8 mogen scholen maximaal 7 keer per jaar een vierdaagse schoolweek inroosteren (bovenop weken die al vierdaags zijn vanwege een algemene feestdag waarop de school gesloten is). Scholen moeten in de schoolgids aangeven in welke weken slechts vier dagen wordt lesgegeven, zodat ouders al voor het begin van het schooljaar hiervan op de hoogte zijn. Het speciaal onderwijs kent een aantal specifieke bepalingen:
– voor kinderen jonger dan 4 jaar (scholen voor auditief gehandicapten) blijft de norm van minimaal 880 uur onderwijs per schooljaar gelden en
-voor het onderwijs aan leerlingen van 13 jaar en ouder blijft de onderwijstijd minimaal 1000 uur per schooljaar.

De inspectie van het onderwijs ziet erop toe dat de scholen zich houden aan de onderwijstijden. Na inwerkingtreding van de nieuwe wettelijke bepalingen op 1 augustus 2006, toetst de inspectie aan de hand van de schoolgids welke onderwijstijden de school hanteert. De gang van zaken in het toezicht is als volgt:
– bij de (marginale) toetsing van de schoolgidsen kijkt de inspectie hoeveel vierdaagse schoolweken de school in de groepen 3 tot en met 8 heeft ingepland. Als een school in een schooljaar meer dan 7 vierdaagse schoolweken heeft ingeroosterd, wordt dit in het reguliere toezicht meegenomen en
– scholen die ervoor kiezen om zowel in de onder- als in de bovenbouw 3760 uren onderwijs te geven (dus in elk leerjaar 940 uur), moeten ervoor zorgen dat leerlingen over acht achtereenvolgende leerjaren in totaal 7520 uur onderwijs krijgen. De invoering van dit zogenoemde ‘Hoorns model’ (of een andere variant binnen de toegestane marges) kan alleen stapsgewijs plaatsvinden, omdat anders een risico bestaat dat groepen leerlingen over acht achtereenvolgende jaren niet aan de vereiste 7520 uren onderwijs komen. Bij de (marginale) toetsing van de schoolgidsen gaat de inspectie na of een school gebruik maakt van de nieuwe mogelijkheden. Als uit de schoolgids blijkt dat dit het geval is bekijkt de inspecteur tijdens het inspectiebezoek of bij de invoering van het nieuwe rooster het vereiste aantal uren onderwijs wordt gerealiseerd.

De schooltijden kunnen echter niet worden gewijzigd zonder de ouders hierbij te betrekken. De oudergeleding in de medezeggenschapsraad heeft instemmingsrecht bij het vaststellen of wijzigen van de schooltijden. Voorafgaand aan de vaststelling (of wijziging) van de schooltijden in de medezeggenschapsraad worden alle ouders hierover geraadpleegd. Een wijziging kan pas plaatsvinden als de meningen van de ouders zijn gepeild. Dit om te voorkomen dat ouders en kinderen onvoorziene problemen krijgen door veranderingen in de schooltijden.

Geschreven op: zondag 4 juni 2006

Ouders verlenen scholen geen gunst, maar scholen verlenen ouders een dienst

In onderwijs on 29 januari 2011 at 6:58 PM

Ouders zijn (over het algemeen) volwassen mensen die bewust kiezen om deel uit te maken van de Nederlandse maatschappij. Dit betekent automatisch dat zij de Nederlandse wet- en regelgeving accepteren. Willen zij dit niet, dan wonen ze in het verkeerde land en zullen zij tot aan hun verhuizing zich simpelweg moeten houden aan de Nederlandse wet- en regelgeving.


Een belangrijke wet in ons land is de wet op de leerplicht. Hierin wordt geregeld dat kinderen vanaf hun vijfde verjaardag naar school moeten en dit zijn zij verplicht tot aan hun zestiende verjaardag. Vanaf dat moment is er tot twee jaar lang sprake van partiële leerplicht van één of twee dagen per week. Het is dus niet zo dat ouders een keuze hebben, wel is het zo dat ouders verantwoordelijk en aansprakelijk zijn m.b.t. deze wettelijke verplichting.

Zij mogen wel kiezen naar welke school hun kind gaat, maar zij kunnen niet kiezen of hun kind wel naar school gaat. Want dat staat vast, net zoals vaststaat met welke kennis hun kind (globaal) van de basisschool afkomt. Dit is allemaal keurig vastgelegd in wettelijke bepalingen, dus ouders hebben daar (m.i. terecht) niets over te zeggen. Helaas is er bij iedere school wel een groep ouders die dat wel probeert, maar een goede school met goed personeel zal de ouders wijzen op de verschillende verantwoordelijkheden en geen inmenging toelaten.

Overigens is een school behoorlijk vrij in de wijze waarop zij kennis en vaardigheden overdragen en aanleren. Vandaar ook dat Nederland vrij veel scholen kent met oogwaarschijnlijk afwijkend didactisch handelen. Dit vergroot alleen maar de keuzemogelijkheid van de ouders en de mogelijkheid een bij het kind passende onderwijsmethode te vinden. Veel meer ouders zouden hier tijd en energie in moete investeren i.p.v. voor de dichtsbijzijnde school te kiezen. Ook zou het niet logisch moeten zijn dat broertjes en zusjes automatisch naar dezelfde school gaan. Ieder kind is anders en heeft andere behoeften, ook in de wijze waarop het onderwijs wordt aangeboden.

Geschreven op: vrijdag 12 mei 2006

Ouders zijn slechts te gast op een basisschool

In onderwijs on 29 januari 2011 at 6:51 PM

In het basisonderwijs zijn een aantal actoren in en rond de school actief om (hopelijk) te zorgen voor goed onderwijs aan de minderjarige leerlingen. Logische actoren zijn de leerkrachten (aangesteld om les te geven), directie (aangesteld om leiding te geven), onderwijsondersteunende medewerkers (aangesteld om de leerkrachten bij het lesgeven te ondersteunen) en de bestuursleden (aangesteld om de directie te controleren). Maar ook ouders lijken meer en meer tot de actoren te behoren die voor goed onderwijs moeten zorgen. Dit terwijl zij -namens hun kinderen- slechts een indirecte rol behoren te vervullen.


De rollen binnen een basisschool die ouders kunnen vervullen is lid zijn van de ouderraad en van de medezeggenschapsraad. Daarnaast kunnen ze door de school worden gevraagd voor zaken als kinderen naar een museum brengen, meelopen met de avondvierdaagse et cetera. Lid zijn van de ouderraad doet een ouder op persoonlijke titel en lid zijn van de medezeggenschapsraad doet een ouder in naam van zijn/haar kind(eren). Het voert te ver voor dit artikel om de rechten en plichten van beide raden hier uit te diepen. Maar kort door de bocht is te stellen dat een ouderraad niet-les actviteiten kan organiseren binnen de kaders die de school stelt en controleert en een medezeggenschapsraad mag op hoofdlijnen meepraten en -denken over het beleid van de school.

Helaas zie je steeds meer dat een kleine groep ouders zich een grotere rol toedicht dan welke wet of regel ook mogelijk maakt. Soms is het zelfs onduidelijk wie op een school werkt en wie er alleen als ouder (en dus als gast) rondloopt. Dergelijke ouders bedoelen het vaak goed, maar schieten hun doel volledig voorbij en wordt zo’n groepje ouders door veel andere ouders en door teamleden terecht tiranniek gedrag verweten.
Ouders moeten vooral actief bovengenoemde rollen vervullen, maar beslist niet meer. Voor andere activiteiten binnen de school zijn mensen aangesteld die er voor zijn opgeleid en er voor worden betaald. Ouders zijn dat niet en moeten zich blijven gedragen als gast, want dat zijn ze. Welkome gast dat zeker, maar ook niet meer dan dat.

Foto: KAD (Vlaanderen)

Geschreven op: woensdag 10 mei 2006

Een individuele leerweg voor iedereen? (gastschrijver 3)

In onderwijs on 28 januari 2011 at 4:52 PM

Dit artikel is geschreven door de derde gastschrijver, die op deze wijze gedachten op onderwijsgebied van hem en zijn organisatie op onderwijsgebied bekendmaakt via dit weblog. Deze keer betreft het Marten Roorda, algemeen directeur Cito.

Zie voor meer informatie over dit initiatief en over Cito ook het artikel Edu nodigde uit… Marten Roorda, algemeen directeur Cito.

De afgelopen tien jaar is er een nieuwe periode aangebroken in de economische geschiedenis. Globalisering en opkomende markten zorgen voor een vrijwel open systeem van produkten, diensten, kapitaal en arbeid, waarbij de informatie vrijelijk door het internet stroomt. De organisatie van de wereldeconomie is flexibel en informeel aan het worden. Niet alleen produktie verschuift naar opkomende regio’s, maar ook diensten, service, onderzoek en ontwikkeling worden gemakkelijk verplaatst naar een land met lagere kosten. Soms is er sprake van zelforganisatie: als consumenten ontevreden zijn met prijs en aanbod van produkten, wisselen zij deze gratis uit (mp3’s en films). Google, dat pas tien jaar bestaat, biedt gratis informatie aan via internet en heeft een beurswaarde die groter is dan die van Philips.

Bedrijven moeten zich voortdurend beraden op hun kerncompetenties, de bekende business-modellen kunnen snel achterhaald zijn. Wanneer de groei eruit is, en een bedrijf niet voldoende kan investeren, wordt dit overgenomen en verteerd. Het is eten of gegeten worden, ‘the survival of the fittest’. Dat bedrijven steeds naar hun richting, hun flexibiliteit en hun groei moeten kijken, heeft grote gevolgen voor de werkprocessen. Werknemers worden ingezet op basis van wat zij kunnen en wat zij opleveren. Zij moeten inzetbaar zijn en blijven om te overleven. Het in kaart brengen, ontwikkelen, meten en volgen van competenties van werknemers wordt in alle bedrijven een gangbare praktijk.

Onderwijs en opleiding moeten aansluiten bij de wens van het bedrijfsleven om werknemers aan te nemen die zelfstandig kunnen werken en de noodzaak zien om bij de eigen competenties óók naar richting, flexibiliteit en groei te kijken. In basisonderwijs en voortgezet onderwijs zijn honderden scholen aan het experimenteren met werkvormen waarbij leerlingen zelfstandig leren, zelf leervragen stellen, met studieplanners werken, probleemgestuurd leren of in een ICT-domein individueel werken. In bijna het gehele middelbaar en hoger beroepsonderwijs wordt het leren momenteel competentiegericht gemaakt. Studenten krijgen een individuele leerweg en moeten uiteindelijk aantonen dat zij over de juiste competenties beschikken.

De economie en de werkprocessen kunnen veranderen, maar de mens zelf verandert niet. Dus lopen we nu tegen onze biologische grenzen aan. Van een ieder wordt de zelfstandigheid en de zelfsturing verwacht die misschien maar twintig procent van de mensen van nature bezit. De meerderheid heeft geen zelfsturing maar aansturing nodig. Anders komt er weinig van leren terecht.
Het is zinvol om in het onderwijs de zelfstandigheid te bevorderen en om naast kennis ook vaardigheden en attitudes te ontwikkelen. Maar dan wel op zo’n manier dat leerlingen dit aankunnen. Met voldoende instructie, rust, regelmaat en structuur. En met duidelijk uitgewerkte en meetbare leerdoelen. Een individuele leerweg is niet voor iedereen weggelegd, maar dat geeft niet. We kunnen nu eenmaal niet van alle mensen verwachten dat ze de innovatoren worden in de nieuwe economie. De weinige echte leiders en vernieuwers die we nodig hebben, zullen ook straks weer opstaan, ongeacht het soort onderwijs dat ze hebben gevolgd.

Intussen past ook Cito zich aan bij de veranderingen en levert instrumenten die zelfs onderwijsexperimenten meetbaar maken: volgsystemen, portfolioscoring, competentietoetsing en certificering van assessoren. We digitaliseren volg- en toetssystemen en maken het afnemen van toetsen via internet veilig. Op basis van ónze kerncompetenties.

Dit artikel is geschreven door Marten Roorda, algemeen directeur Cito.

Geschreven op: donderdag 20 april 2006

Edu nodigde uit… Marten Roorda, algemeen directeur Cito

In onderwijs on 28 januari 2011 at 4:44 PM

Ik schreef eerder dat af en toe gastschrijvers hun gedachten op onderwijsgebied bekendmaken via mijn weblog. Ik nodig daar mensen voor uit die iets te vertellen hebben, vooraanstaand in onderwijsland zijn en/of hun sporen op onderwijsgebied verdiend hebben. 

De derde gastschrijver is Marten Roorda, algemeen directeur van Cito. Hij is sinds 1 juli 2002 als algemeen directeur werkzaam bij Cito. Drs. M. Roorda studeerde Nederlandse Taal- en Letterkunde in Utrecht en werkte vervolgens bij enkele uitgeverijen. De zes jaar voor zijn huidige baan werkte hij bij Reed Elsevier. Hij was daar onder meer uitgever Human Resources en uitgeefdirecteur MKB. De laatste twee jaar was Marten Roorda directeur van Elsevier opleiding & advies.


Cito staat volgens eigen zeggen al jaren in de internationale top-3 van bedrijven die gespecialiseerd zijn in toetsontwikkeling, examinering en het meten van leerprestaties. Binnen dit expertisegebied voert Cito activiteiten uit voor de (inter)nationale publieke- en zakelijke markt. Dat wil zeggen dat Cito werkt voor onderwijs, overheden en bedrijven in binnen- en buitenland.

Het meest bekend is Cito bij de meeste mensen door de toetsen, examens en examen- en volgsystemen voor het onderwijs. Vooral de eindtoets basisonderwijs is een roemrucht product van Cito. Maar Cito geeft ook trainingen aan leerkrachten en begeleidt ze in het gebruik van toetsen en evaluatie-instrumenten. Een deel van deze activiteiten verzorgt Cito in opdracht van de overheid. Hiertoe behoren onder meer de jaarlijkse productie van centrale examens in het voortgezet onderwijs en het periodiek meten van niveaus in het primaire onderwijs.

Jaarlijks doen ongeveer 170.000 leerlingen mee aan de Eindtoets Basisonderwijs. De resultaten worden binnen drie weken verwerkt in rapportages per leerling en per school. Daarnaast werkt zo’n 95% van alle basisscholen met het Leerlingvolgsysteem van Cito. Bij de centrale examens worden jaarlijks meer dan 500 verschillende eindexamens voor het voortgezet onderwijs geproduceerd voor zo’n 200.000 kandidaten. De uitslagen van deze examens worden kort na bekendmaking door Cito gepubliceerd op internet.
Ook verzorgt Cito voor zo’n 20.000 scholen het beheer en de redactie van Toetswijzer. Toetswijzer is een gids op internet met informatie over toetsing, examinering en evaluatie.

Ook voor bedrijven, branche-organisaties en overheden verzorgt Cito toetsontwikkeling, examenlogistiek, certificeringstrajecten, trainingen en competentiebeoordeling. Dit wordt aangevuld met de verkoop van toetsen, methoden en het adviseren over evalueren. Om als specialist te kunnen opereren en op de internationale markt werkzaam te kunnen zijn, werkt Cito samen met andere ondernemingen of participeert hierin.

Geschreven op: woensdag 19 april 2006

Gemiddeld gaat er bij ieder mens een wereld schuil achter woorden

In Uncategorized on 28 januari 2011 at 4:33 PM

Ooit sprak iemand tegen mij de volgende woorden: gemiddeld gaat er bij ieder mens een wereld schuil achter woorden. Op dat moment kon ik amper plaatsen wat die persoon bedoelde (ik was nog behoorlijk jong), maar nu -vele jaren later- kan ik de uitspraak aardig plaatsen en waardeer ik de uitspraak ook erg.

Want ik denk dat deze uitspraak tot op grote hoogte klopt. Niet alleen in de zin dat communicatie voor gemiddeld 60% non-verbaal is en dat dus bij woorden op papier (of weblog) slechts 40% van de werkelijke bedoeling overkomt. En het grote gevaar is dan dat men zelf de overige 60 procent gaat invullen. Zo van ‘hij of zij zal wel dat en dat bedoelen en dus…‘. Hierdoor ontstaan volgens mij nog meer misverstanden dan door het feit dat het non-verbale deel afwezig is.

Zijn dit soort misverstanden -of nog erger: ruzies- te voorkomen? Om eerlijk te zijn weet ik het niet. Mensen blijven “last” houden van menselijke zwakheden en emoties volgens mij (natuurlijk proces) en ook zijn de meeste mensen zich niet bewust-bewust van het feit dat het grootste gedeelte van communicatie tussen personen op non-verbaal niveau plaatsvindt. En aangezien aan beide kanten een mens zit (schrijver-lezer) kunnen kleine misverstanden snel ontstaan en net zo snel ontaarden in grote(re) misverstanden en zelfs ruzies.

En als je later terugkijkt naar hoe zoiets kon gebeuren, blijkt het vaak een word of een zin te zijn die verkeerd is uitgelegd of die een gevoelige snaar raakte, waardoor de emotie snellerboven kon komen dan normaalgesproken waarschijnlijk was gebeurd. Oh, en ja, ik heb hier ook wel eens last van. Zoals bekend is neem ik aan, ben ik ook maar een mens. Ook ik moet af en toe niet alleen denken aan de uitspraak gemiddeld gaat er bij ieder mens een wereld schuil achter woorden, maar er ook iets mee doen.

Geschreven op: dinsdag 11 april 2006

Next Step: waren alle jongeren maar zo!

In Uncategorized on 28 januari 2011 at 4:14 PM

De Next Step-groep van Een Ander Joods Geluid heeft weer een reis naar Israël en Palestina georganiseerd. Afgelopen zondag is een groep jongeren om kennis te maken met de situatie ter plekke aangekomen in Israel. Het programma omvat o.a. bezoeken aan Jeruzalem, Bethlehem, Hebron, Jaffa en Tel Aviv. Er wordt gesproken met mensenrechtenorganisaties, vredesgroepen en vanzelfsprekend komen alle facetten van het Israëlisch-Palestijnse conflict aan bod.


De jongeren van Next Step houden op het VK-weblog een soort dagboek bij. Ze hebben zich eerst voorgesteld aan de lezers en nu geven ze met regelmaat een beeld van hetgeen ze beleven en ervaren. En vooral ook hoe ze het ervaren. Lees bijvoorbeeld het volgende citaat: ‘Toen een vrouw achter de balie mij naar mijn afkomst en doel in het land vroeg. Marokkaanse op excursie antwoordde ik. Na een kort belletje kwam er een nogal forse vrouw mijn richting op. Miss Zhiri come with please. Ik volgde haar naar een balie op het vliegveld zelf. What is your fathers name? Mohamed antwoordde ik. And where are you from. Im from Holland. And your parents? Marocco zei ik.‘ en ‘Na 5 uur en en weet ik veel hoeveel telefoontjes mochten we eindelijk weg!!!‘. (uit: Welcome to Israel? Verslag van de eerste dag)

In het verslag van 4 april las ik: ‘Dat is namelijk wat de muur in Jeruzalem doet: de Palestijnen die op een nacht 1967 toevallig in het ‘Israelische’ deel van Jeruzalem waren – ofwel omdat ze daar woonden, ofwel omdat ze daar op bezoek of aan het werk waren – kregen een Israelisch inwonerschap, en de Palestijnen die op dat moment zich bevonden buiten de stadsgrenzen van Jeruzalem – eenzijdig vastgesteld door de Israeli – niet.

Ook kippevel kreeg ik toen ik las: ‘Als ik naar buiten keek en de muur zag met de uitkijkposten van de Israelische militairen kreeg ik een gevoel van benauwdheid, terwijl ik toch weet dat ik straks hier naar buiten loop en weg ben van deze verstikkende plaats. Maar deze familie kan dat niet, zij hebben dat gevoel elke dag of misschien wel helemaal niet omdat ze er gewend aan zijn. Ik weet niet of het een beter is dan de andere.‘. (uit: Hij heeft een aantal kinderen die niet buiten mogen spelen)

Ik blijf deze groep geweldige jongeren volgen. Jullie ook?!

Geschreven op: vrijdag 7 april 2006

‘Onderwijs vrij van ego’s en waar men klaarstaat voor de kinderen.’

In onderwijs on 28 januari 2011 at 4:07 PM

Vandaag werd mij een oogwaarschijnlijk evenvoudige vraag gesteld door een buitenlandse collega. Namelijk: ‘Welke actoren zijn waarvoor verantwoordelijk in het Nederlandse basisonderwijs?‘. En daar zat ik, klaar om een antwoord te geven op uiteenlopende vragen over ons onderwijssysteem. Het is normaal om even na te denken voor je begint met antwoorden, zo dat deed ook ik.


En al denkend besefte ik dat deze vraag helemaal niet zo eenvoudig te beantwoorden is. Natuurlijk is het erg simpel om te vertellen welke actoren er formeel zijn en wat zij formeel doen. Maar de werkelijkheid is anders en dat wilde deze collega uiteraard horen. En terecht, want als ik elders in Europa op bezoek ben wil ik ook altijd de werkelijke situatie in het onderwijs weten en wil ik niet de propagandapraatjes horen.

De formele werkelijkheid zit ergens niet zo moeilijk in elkaar gelukkig. De wet wordt vastgesteld door de wetgever (landelijke overheid), de scholen worden gecontroleerd (onderwijsinspectie), de schoolgebouwen zijn bezit van de lokale overheid (gemeente), de standaard geldstromen komen zowel uit Den Haag als uit het gemeentehuis en òf de gemeente (openbaar onderwijs) òf een stichtings- of verenigingsbestuur (bijzonder en particulier onderwijs) is direct verantwoordelijk voor de school. Verder is een directeur verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken en is de rest van het schoolteam verantwoordelijk voor het lesgeven, ondersteunen van leerkrachten en leerlingen en voor het gebouw.

Maar de praktijk zit wat anders in elkaar helaas. De meeste gemeenten hebben een bestuurscommissie ingesteld om de openbare scholen te besturen. Zowel de besturen in het bijzonder en particulier onderwijs als die bestuurscommissies bestaan uit welwillende vrijwilligers en zijn per definitie amateur, al hebben ook aan aardig aantal bestuursleden relevante kennis van zaken. Het overgrote gedeelte van de schooldirecteuren zijn ‘omhooggevallen leerkrachten’ met tegenwoordig vaak een schoolleidersopleiding achter de rug. Maar het zijn oorspronkelijk geen managers terwijl ze wel moeten managen.

Verder hebben leerkrachten vaak een dusdanige macht binnen een school, dat zij in praktijk de school aansturen en de beslissingen nemen. Dit terwijl zij daar absoluut niet voor opgeleid zijn en over het algemeen ook geen kennis van hebben. Los nog van het feit dat zij zijn aangesteld om les te geven en direct aangrenzende taken te verrichten.

En dan nog de ouders: zij mogen formeel meekijken en op een aantal punten -namens hun kinderen- meebeslissen. Maar wat zien we in de weerbarstige praktijk? Een kleine groep ouders met een grote mond vormen de bijna natuurlijke bondgenoot van de leerkrachten en zetten zich af tegen de directie en het bestuur. En dit met alle, vaak kwalijke, gevolgen vandien.

Jullie begrijpen het: ik heb het uitgelegd aan mijn collega en vervolgens zijn we maar wat gaan drinken. En we hebben getoost op ‘onderwijs vrij van ego’s en waar men klaarstaat voor de kinderen‘!

Geschreven op: woensdag 5 april 2006

Grote HBO-instellingen potten geen geld op??

In onderwijs on 28 januari 2011 at 1:38 PM

De Algemene Onderwijsbond (AOb) heeft weer eens een overbodig onderzoek laten uitvoeren. Eén van de conclusies is dat veel Regionale Opleidingscentra (ROC) en vakscholen veel gemeenschapsgeld oppotten. Als de uitkomsten van het onderzoek kloppen, dan bouwen 14 van de 40 ROC’s en zeven van de 13 vakscholen te veel eigen vermogen op. Het zou hierbij gaan om tientallen miljoenen euro’s die staan geparkeerd op spaarrekeningen.

De AOb vindt dat de scholen hiermee de financiële normen van het ministerie van Onderwijs overschrijden. Tussen 2000 en 2004 namen de inkomsten voor de onderwijsinstellingen toe van 2,4 miljard euro naar 3,3 miljard euro. Dat betekent een toename van 36%. In totaal hield de sector 82 miljoen euro over.

Volgende de AOb blijken in het Hoger Beroepsonderwijs (HBO) vooral de kleine, gespecialiseerde instellingen overdreven spaarzaam, maar grote hogescholen potten zelden geld op. Iedereen die een beetje thuis is in het Hoger Onderwijs, weet nu zeker dat of het hele onderzoek niet deugt en/of dat de AOb vriendjes in HBO-schoolbesturen de hand boven het hoofd houdt. Want als er ergens veel geld al sinds jaar en dag wordt opgepot, dan is het wel bij de grote HBO-instellingen.

Alleen die instellingen doen het wat handiger dan de ROC’s en vakscholen. Ze stallen het geld niet op spaarrekeningen en verstoppen het niet in de begroting waar medezeggenschapsraden wat over mogen zeggen, maar stoppen het weg in stichtingen en BV’s. Oh ja, het gaat ook niet om tientallen miljoenen, maar om honderden miljoenen…

Geschreven op: donderdag 30 maart 2006